Van nuttig naar betekenisvol: hoe Guillaume zijn echte werk pas later vond.

Ik zie drie grote thema’s die heel sterk raken aan persoonlijke transformatie, aan kantelpunten, aan hoe we omgaan met die “midlife” waar we het zo graag in vakjes over hebben:

  1. Het grootste kantelpunt kan laat komen - midlife als levensfase, niet als leeftijd

  2. Van nuttig naar betekenisvol - wat blijft er over als de visitekaartjes wegvallen?

  3. Vreugde, talent en flow - doen wat je doet “omdat je het kan”

Ik schrijf er je even over, alsof we samen aan een keukentafel zitten. En ik ga je hier en daar ook rechtstreeks iets vragen.

1. Het grootste kantelpunt kan laat komen – midlife als levensfase, niet als leeftijd

Wat mij het meest trof, is dat John zijn grootste kantelpunt niet had op zijn 40, of 50… maar op zijn 67ste.

Hij zegt letterlijk:

“Op mijn 67ste, jongen… het is mij overkomen. Een kantelpunt, een openbaring.”

Hij beschrijft hoe hij eigenlijk “gewoon” bezig was met het uitzoeken van het verhaal van zijn overgrootvader, en gaandeweg ontdekt: dit is geen research meer, dit is al een verhaal. En dan komt Thomas Siffer langs die hem de vraag stelt:

“Ben je een journalist aan het zijn, of ben je een roman aan het schrijven?”

Dat moment – die spiegel – is het scharnierpunt. Hij, die zichzelf altijd een broodschrijver vond (“alles wat ik verdiend heb is met mijn pen, maar altijd in opdracht”), ontdekt plots een totaal nieuwe identiteit: romanschrijver.

“Voor de allereerste keer is de enige opdrachtgever die ik daar heb, dat is ikzelf.”

En dan zegt hij iets wat ik zelf heel ontroerend vind:

“Op dat kantelmoment is plotseling alles wat ik in mijn leven gedaan heb nodig geweest om dat boek te schrijven.”

Dat is zo’n zinnetje dat blijft hangen. Alsof het leven in één keer “achteraf” klopt. Jaren reclame, broodschrijven, podia, optreden – het werd allemaal grond voor iets nieuws.

En wat ik mooi vind: hij koppelt dat aan ouder worden, maar niet op de manier die we gewend zijn. Geen “het is bijna voorbij”, maar:

“De belangrijkste assets die je vergaart voor na je 65ste, zijn je vaardigheden en betekenis hebben.”

Hij verlegt midlife van “crisis” naar “awakening” (we zochten samen zelfs naar een nieuw woord). Niet een moment waarop je alles kwijtraakt, maar een fase waarin je plots ziet: hé, alles wat ik gedaan heb, kan nu samenkomen.

En zelfs zijn diepe verlies – het overlijden van zijn zoon – hoort daarbij. Hij zegt over die periode:

“Als je een kind verliest… al je dromen die je gehad hebt, daar maakt dat kind deel van uit. En die kloppen niet meer.”

Acht jaar later zegt hij dan:

“Nu, op dit ogenblik… de toekomst is te klein voor alle dromen.”

Dat, vind ik, is transformatie: van een toekomst die stuk is, naar een toekomst die bijna te klein wordt voor wat er nog mag ontstaan.

Een paar vragen voor jou

  • Als jij eerlijk kijkt: op welke leeftijd voelt jouw leven nu – zit je in een begin, een midden, een einde… of in een overgang?

  • Zijn er dingen die je tot nu toe ziet als “tussendoor” of “voor de kost”, die misschien, achteraf bekeken, bouwstenen zouden kunnen zijn van iets nieuws?

  • Als je 67 zou zijn (of het nu bent): welk kantelpunt durf je jezelf dan nog toe te wensen?

2. Van nuttig naar betekenisvol – wat blijft er over als de visitekaartjes wegvallen?

Een tweede grote lijn in het gesprek gaat over nut versus betekenis. Wat heeft waarde in een leven, zeker na je beroepsmatige piek?

John zegt dat hij veel mensen ziet die, zodra hun visitekaartje verdwijnt, eigenlijk niet meer weten wie ze zijn:

“Ik heb heel veel mensen gezien die zeer teleurgesteld waren van het moment dat ze hun businesskaartje kwijt waren… en eigenlijk niet meer wisten wat ze met hun leven moesten doen.”

En dan komt zijn zin die ik sinds het gesprek blijf herhalen:

“De belangrijkste assets die je vergaart voor na je 65ste zijn je vaardigheden… en betekenis hebben.”

Niet je geld, niet je titel, niet je pensioenplan. Maar wat je kan, en voor wie je er nog kan zijn.

Hij maakt ook een scherp onderscheid tussen nuttig en betekenisvol:

“De fout die gemaakt wordt, is dat betekenisvol moet nuttig zijn. Nuttig is: kan je er geld mee verdienen, is er iemand mee geholpen…
Terwijl eigenlijk gewoon betekenisvol… Als je een bloemetje meebrengt voor je lief, dat is niet nuttig. Maar het is wel betekenisvol.”

Hij geeft ook dat prachtig voorbeeld van de vrouw in de bejaardenzorg, die in tranen uitbarst als hij zegt:

“Dat is ook een talent. Er kunnen zijn voor iemand.
Het kunnen bezorgd zijn voor iemand waar niemand nog bezorgd voor is.”

En later trekt hij dat door naar liefde in het algemeen:

“De liefde kan niet genoeg aangeprezen worden.
De noodzaak aan liefde kan niet genoeg aangeprezen worden.”

En dan geeft hij eigenlijk een heel concreet “transitie-advies” voor wie voelt: ‘ik heb mijn job gedaan, wat nu?’

“Kijk naar de mensen in je omgeving, je buren, vrienden, familie…
Maak die relaties beter.
Schrijf je vrienden van vroeger een brief.
Spreek een woordje van moed in.”

Dat is ook een kantelpunt: van een leven waar je waarde vooral zat in wat je produceert, naar een leven waar je waarde zit in hoe je aanwezig bent.

Vragen die ik je wil meegeven

  • Als morgen jouw “visitekaartje” weg zou zijn – je jobtitel, je rol, je functie – wat blijft er dan nog over waarvan je voelt: hier ben ik van betekenis?

  • Waar in je leven verwarren jij (of je omgeving) “nuttig” met “betekenisvol”? Hoe zou het zijn om die twee eens uit elkaar te halen?

3. Vreugde, talent en flow – doen wat je doet “omdat je het kan”

Het derde thema dat door alles heen loopt, is vreugde en kunnen. Niet als in: prestatiedruk, maar als in: ik doe dit omdat ik het kan, en omdat ik er blij van word.

Hij beschrijft zijn schrijven als iets dat hem letterlijk overkomt:

“Ik dacht dat je om een roman te schrijven hard moest werken, plotten, nadenken…
En het was niet zo. Ik moest het gewoon opschrijven.”

Dat moment dat de personages “uit het kot” komen, zoals hij beeldend vertelt – dat hij geen controle meer heeft, dat het spel wordt – dát is flow.

En dan komt dat beeld van de vlinder:

“Waarom vliegt een vlinder? Omdat het kan.
Die heeft lang in een kokon gezeten… en op een dag krijgt hij vleugels.”

Zo vertelt hij ook over zijn eigen drive om te blijven schrijven en creëren:

“Wat drijft mij? Het kunnen. Het plezier.
Ik heb mij in mijn leven laten leiden door vreugde.
Niet de vreugde van pillen op Tomorrowland, maar verheugd zijn.”

Wat ik sterk vind, is dat hij daar meteen het idee “talent” relativeert. Hij gelooft niet in talent als iets magisch dat de één heeft en de ander niet. Hij verwijst naar Jacques Brel:

“Talent bestaat niet. Talent is gewoon een beetje harder gelopen in je eigen dan een ander.”

En hij geeft heel concrete aanwijzingen voor mensen die zeggen: “Maar ik heb geen passie, ik heb geen talent.”

“Kijk eens wanneer je jezelf verliest en wanneer je de tijd kwijt bent. Wat heb je gedaan?
Waar stopt het denken en zit je volledig in de zone?”

Dat is zo’n eenvoudige, maar zachte uitnodiging: ga niet op zoek naar een groot woord (“passie”), maar naar die momenten waarop tijd verdwijnt. Schrijven, golf, een tafeltje maken, zorgen voor iemand, lezen, organiseren – het kan van alles zijn.

Hij brengt dat ook in verband met empathie en lezen:

“Om fictie te lezen moet je van nature al een beetje empathisch zijn.
En door van het ene verhaal in het andere te stappen, oefen je jezelf in empathie.”

Zelfs daar zit weer dat spel en die oefening in: je wordt niet plots “een betere mens”, maar je oefent je gevoeligheid. Je loopt, om in die metafoor te blijven, wat harder in je eigen richting.

Vragen om bij stil te staan

  • Wanneer ben jij voor het laatst de tijd kwijtgeraakt? Wat was je toen aan het doen – heel concreet?

  • Als je jouw leven zou herleiden tot één vraag: “Waar beleef ik echte vreugde aan?” – wat komt er dan spontaan bij je op?

Ik merk terwijl ik dit schrijf dat het gesprek met John ook voor mij weer een kantelpuntje was. Hij is bijna 70, en toch straalt hij een soort midlife-revival uit – niet als marketingterm, maar als levenshouding.

Misschien is dat nog het meest troostende:
Dat het nooit “te laat” is om je vaardigheden, je vreugde en je vermogen tot liefde in te zetten voor iets nieuws.
Dat je leven achteraf soms ineens zinvol samenvalt.
En dat betekenis vaak begint met iets heel kleins: een brief, een gesprek, een boek, een wandeling met een buur.

Ik ben benieuwd wat deze drie thema’s bij jou aanraken.
Misschien is er één vraag hierboven waar je iets mee wil doen vandaag. Al is het maar in gedachten, of in één klein gebaar.

Previous
Previous

Als een crisis een cadeau wordt: over ontmoeten, schenken en verdiepen