De littekens die ons vormen: over mislukking, identiteit en opnieuw beginnen

Als ik ons gesprek met Koen in één beweging probeer te vatten, dan zie ik drie grote lijnen die ook recht in jouw en mijn leven kunnen snijden.

Er is eerst het verhaal van mislukking en kwetsuur: die eerste hoofdstukken vol schaamte, littekens en het hardnekkige zinnetje “ik kan niks anders.

Dan is er de breuk in identiteit: van “ge zijt de VRT” naar “ik ben schilder”, met daartussen die ongemakkelijke tussenzone waarin oude deuren sluiten voor er nieuwe echt open zijn.

En tenslotte is er zijn blik op toeval, doen en groei: de erkenning dat succes vaak “hoere chance”is.

 

Thema 1 – Mislukking, kwetsuur en de littekens die je vormen

Wat mij het hardst trof bij Koen, is hoe open hij spreekt over mislukking en kwetsuur. Niet als een groot dramatisch verhaal, maar bijna nuchter: het is gewoon een deel van wie hij geworden is.

Hij vat zijn leven in drie hoofdstukken, en het eerste noemt hij zonder aarzelen:

“De eerste 25 jaar van mijn leven is alles mislukt.”

En dat is geen pose. In dat eerste hoofdstuk zit een diepe wond: de schooltijd, de ervaring van “niet deugen”, van faalangst en schaamte die hem is ingeprent door leerkrachten en ouders:

“Dat zinnetje ‘ik kan niks anders’, dat was terug die gast van 20, 25 jaar die door zijn leraren en zijn ouders… er zo diep van doordrongen was van: ja, jij deugt niet.”

Hij zegt ook heel mooi dat hij daar vandaag met een zekere dankbaarheid naar kan kijken, maar zonder het mooier te maken dan het was:

“Ik heb daar geen spijt over, maar je bent daar niet ongeschonden uitgekomen. Maar die littekens zijn een stuk van je persoonlijkheid.”

Wat mij raakt is dat dubbele:

  • geen spijt,

  • wél kwetsuren,
    en dat daar iets goeds uit is gegroeid zonder dat hij hoeft te doen alsof het oké was.

En dan die radio-uitzending waarin hij zijn schoolverhaal vertelt. Hij doet dat eigenlijk met tegenzin:

“Ik vertel daar niet graag over… het is een ellendige periode in mijn leven.”

Maar de reacties achteraf zijn overweldigend:

“Ik heb in mijn radiocarrière op niets dat ik gemaakt heb zoveel reacties gekregen… Mensen die zeiden: ‘Wat ben ik blij van u te horen hoe moeilijk dat je het hebt gehad, ik heb dat ook gehad.’”

Dat is voor mij een kern van persoonlijke transformatie:
wat ooit alleen maar pijn was, wordt later een plek van verbinding. Niet omdat de pijn weg is, maar omdat je ze durft te tonen.

Reflectievragen voor jou

  • Als je jouw leven in hoofdstukken zou delen: welk hoofdstuk zou jij “mislukt” durven noemen? En wat heeft je dát stuk van je leven geleerd over jezelf?

  • Welke zin over jezelf speelt al jaren op de achtergrond mee? Iets zoals: “ik kan niks anders”“ik deug niet”“ik ben niet creatief”… Welke zin is dat bij jou?

  • Zijn er littekens waar je je nog voor schaamt, maar die misschien – als je ze zou delen – net een brug zouden kunnen zijn naar andere mensen?

  • Over welk “ellendig stuk” van je leven vertel je eigenlijk liever niet… en wat zou er kunnen gebeuren als je dat wél voorzichtig zou doen, bij iemand die je vertrouwt?

 

Thema 2 – Identiteit loslaten: van “ge zijt de VRT” naar “ik ben schilder”

Het tweede grote kantelpunt in Koens verhaal is zijn overgang van radiomaker naar schilder. Niet zomaar een carrièreswitch, maar een identiteitswissel.

Hij beschrijft zijn drie hoofdstukken zo:

“De eerste 25 jaar: alles mislukt.
Dan 25 gelukkige jaren bij de VRT, waarin ik mijn kwaliteiten en talenten heb ontdekt.
En dan, ongeveer 25 jaar later, heb ik de boel omgegooid en beslist: ik wil schilder worden.”

Je voelt hoe sterk de VRT verstrengeld was met wie hij was:

“Als je bij de VRT werkt, dan is dat een stuk van je identiteit. Ge zijt de VRT.”

En toch zit daar tegelijk een uitputting, bijna-burn-out, en een gevoel van klaar zijn:

“Ik heb op de radio eigenlijk alles gedaan wat mij interesseert.
Ik moet iets anders gaan doen… maar ik kan niks.”

Dat zinnetje – “ik kan niks” – is eigenlijk de echo van hoofdstuk 1 die weer opduikt midden in hoofdstuk 2.
Alsof het oude zelfbeeld hem nog één keer bij de keel grijpt op het moment dat hij een sprong zou kunnen maken.

Hij begint dan te tekenen en te schilderen, maar durft het amper serieus te nemen:

“Ik voelde: daar schilderen, daar is het gewoon.
Alleen kon ik zelf niet geloven dat dat iets betekende…
Ik durfde daar niet over spreken, zelfs niet tegen mijn therapeut.”

En dan komt dat brutale moment: interne keuken stopt, er zijn besparingen, iemand gaat met pensioen, en hij grijpt dat als aanleiding om te zeggen:

“Ik wou graag schilderen… en dat heeft mij toen doen durven de drempel overschrijden en te zeggen: ik ben weg bij de VRT.”

Wat ik bijzonder vind: hij doet die sprong niet vanuit eeuwige jeugd en roekeloosheid, maar bijna 60:

“Mensen hebben mij gezegd: waarom doe je dat zo dicht bij je pensioen?
Nee, het was omdat ik zo dicht bij mijn pensioen zat dat ik het mij kon permitteren.”

Dat is ook transformatie: niet de mythe van “go with your dream, jump and the net will appear”,
maar een echte mens die zegt: nu zijn mijn kinderen het huis uit, mijn financiële marges zijn ruimer, nu durf ik.

En toch snijdt het ook:

“Als ik nu naar de VRT ga, dan moet ik mij aanmelden.
Ik moet langs de hoofdingang en krijg geen enkel deur meer open.”

Je voelt hoe je oude wereld letterlijk en figuurlijk de deuren sluit als je vertrekt.
Dat stuk tussenin – geen radioman meer, nog geen “zekere” schilder – dat is die tussenzone van transitie waar we het in Kantelpunten zo vaak over hebben.

Reflectievragen voor jou

  • Met welke rol of titel heb jij je jarenlang geïdentificeerd? “Ik ben consultant.” “Ik ben leerkracht.” “Ik ben de zorgende.” Wat zou er gebeuren als je die rol morgen kwijt bent? Wie ben je dan nog?

  • Is er een plek in je leven waar je – net als Koen – eigenlijk voelt: “ik heb hier alles gedaan wat me interesseert”, maar je blijft omdat je denkt: “ik kan niks anders”?

  • Wat zou, heel concreet, jouw “tussenland” zijn als je iets ouds zou loslaten? Niet het einddoel, maar dat rommelige, onzekere midden. Hoe ziet dat eruit? Wie of wat heb je daar nodig?

  • Is er, net als bij Koen, een praktisch element (leeftijd, financiële marge, gezinssituatie) dat eigenlijk maakt dat je méér kunt verschuiven dan je jezelf toelaat te denken?

 

Thema 3 – Toeval, doen en het idee dat je beste werk nog moet komen

Een derde rode draad in het gesprek met Koen is hoe hij kijkt naar succes, toeval en creativiteit.
Hij romantiseert het niet, hij mystificeert het niet, hij maakt het bijna… gewoon.

Over succes is hij radicaal eerlijk:

“Succes heeft toch ook heel veel te maken met geluk, gewoon met chance.
Op de juiste momenten de juiste mensen tegenkomen die de juiste dingen tegen u zeggen.”

Hij vertelt hoe hij als werkloze vrijwilliger bij 11.11.11 te horen krijgt dat ze bij de radio iemand zoeken:

“Ik heb gesolliciteerd bij de VRT en ik heb gezegd: ik werk bij 11.11.11, wat niet gelogen was,
maar ik heb mij echt gewoon binnengeluld.
Dat is het geluk van mijn leven geweest…
Je moet echt op de juiste moment die mens tegenkomen die u dat zegt.”

En dan die zin die bijna iedereen herkent:

“Dingen die op het moment dat ze overkomen een ramp blijken te zijn, blijken dan achteraf u in de richting te hebben gezet die leidt tot – laten we het dan succes noemen.”

Ook in zijn kunstenaarschap weigert hij een groot mystiek verhaal op te hangen. Hij is bijna koppig nuchter:

“Ik ben hier in mijn atelier niet met mystiek bezig.
Ik ben hier zelfs niet met mijn emoties bezig.
Ik ben bezig met schildersproblemen op te lossen.”

Over inspiratie:

“Waar komen ideeën vandaan?
Ja, uit mijn penseel, uit de actie, uit het proces, uit het doen, uit het beginnen.
Ik denk met mijn penseel.”

En tegelijk is er iets heel hoopgevends: hij gelooft dat zijn beste werk nog moet komen, juist omdat hij blijft leren:

“Mijn beste schilderij moet nog gemaakt worden, ongetwijfeld.
Bij de radio was ik ambachtelijk compleet klaar, ik leerde niks meer bij.
Terwijl het schilderen is één groot avontuur.
Ik leer bij elk schilderij dat ik maak, bij elke verfborstelstreek.”

En kijk dan hoe hij naar de toekomst kijkt: geen groot vijfjarenplan, maar iets heel menselijks.

“Ik krijg een kleinkind… Als je me nu vraagt waar ik naar uitkijk? Ah ja, mijn kleinkind.”

Geen grootse missie-statement, gewoon: ik wil daarbij zijn. En ondertussen in zijn atelier blijven beter worden.

Reflectievragen voor jou

  • Als je terugkijkt: welk “rampmoment” in jouw leven heeft je achteraf in een betere of wezenlijkere richting geduwd? Wat is toen eigenlijk in beweging gezet?

  • Wie was jouw “juiste mens op het juiste moment”? Iemand die één zin zei, één mail stuurde, één kans aanbood… en waarmee een heel hoofdstuk begon?

  • Waar wacht jij misschien nog op “inspiratie”, terwijl er pas iets in beweging komt als je – zoals Koen – gewoon begint en denkt met je handen? Welke eerste kleine actie zou je kunnen doen, zonder te weten waar het eindigt?

  • Op welke plek in je leven zou je kunnen aannemen dat je beste werk nog moet komen – niet ondanks je leeftijd, maar dankzij alles wat je al geleerd hebt?

 

Ik merk terwijl ik dit schrijf dat ik zelf ook even stilval bij mijn eigen “ik kan niks anders”-zinnen, bij de hoofdstukken die ik liever oversla als ik mijn leven navertel, en bij de vraag: waar durf ik nog beginner zijn?

Misschien is dat wel wat Koens verhaal voor mij zo waardevol maakt:
niet omdat hij het allemaal gepland heeft, maar omdat hij blijft bewegen, met zijn littekens, zijn chance, zijn twijfel en zijn penseel.

 

Previous
Previous

Tegen de muren van het systeem botsen en toch je eigen weg kiezen

Next
Next

Kantelen vóór het pijn doet: over transitie, rust en de kracht van goesting