Kantelen vóór het pijn doet: over transitie, rust en de kracht van goesting

Als ik terugdenk aan ons gesprek met Thomas, zie ik eigenlijk drie grote lijnen die telkens terugkomen in zijn verhaal – drie bewegingen die veel zeggen over kantelen en persoonlijke transformatie:

Niet wachten op de crisis, maar kantelen bij de eerste wrijving
Veranderen niet omdat je op de grond ligt, maar omdat je voelt: het schuurt, dus ik mag bewegen.

Je oude huid durven afleggen: versies van jezelf achterlaten
Bij elke overgang laat Thomas een rol, een identiteit of een “oude Thomas” achter – zoals een slang die zijn vel verliest om verder te kunnen groeien.

Van bewijzen naar betekenis en rust
Van grote gebaren en prestaties naar een kleinere cirkel: stilte, eenzaamheid in de bergen, een paar mensen die écht belangrijk zijn – en milder worden, voor jezelf én anderen.

 

Thema 1 – Kantelen vóór het een crisis wordt: leven vanuit goesting, niet vanuit pijn

Wat mij misschien het meest raakte bij Thomas, is hoe “kantelen” bij hem meestal niet begint met drama, maar met goesting.

Hij heeft natuurlijk zijn eerste grote klap gehad: dat C-attest op school, terwijl hij goede punten had. Dat werd een soort motor: 

“Zie je wel dat ik meer waard ben dan dat.” 

Daar zit de klassieke beweging in: jezelf willen bewijzen, een middelvinger naar het verleden.

Maar daarna wordt het interessant. Zijn grote kantelpunten – een jaar Afrika, drie jaar rond de wereld zeilen, verhuizen naar Zuid-Italië, later naar die afgelegen rifugio in de bergen – komen niet uit een burn-out of een breuk, maar uit een innerlijk “ik heb goesting in iets anders”.

Hij beschreef het zelf ongeveer zo:

  • de reis door Afrika omdat hij er gewoon zin in had,

  • de wereldreis omdat zijn vrouw zei: “In plaats van erover te dromen, laten we het gewoon doen”,

  • naar Italië verhuizen omdat ze door hun buitenverblijf dachten: “Als we hier zo graag komen, laten we dan hier blijven.”

En dan die zin over midlife-crisis die bij mij blijft hangen:

“Als je wacht tot het crisis is, ben je eigenlijk te laat.”

Hij vergelijkt het met wandelen met een blaar: je moet reageren bij de eerste wrijving, niet wanneer je hiel al open ligt.

Dat is voor mij een hele scherpe uitnodiging rond persoonlijke transformatie:
niet wachten tot je leven je dwingt, maar kantelen op het moment dat de eerste twijfel zich aandient.

Voor jou om even bij stil te staan

  • Waar in je leven voel je al een tijdje een kleine “blaar” wrijven?
    Iets dat je eigenlijk niet meer helemaal past, maar dat je toch nog verdraagt?

  • Als je heel eerlijk bent: op welk vlak weet je eigenlijk nu al dat je iets moet veranderen, maar wacht je “tot het erger wordt”?

 

Thema 2 – Versies van jezelf achterlaten: de oude huid afwerpen

Een tweede grote lijn in het gesprek zie ik in hoe Thomas praat over “stukken van zichzelf” achterlaten wanneer hij kantelt.

Toen ik hem vroeg of hij bij elke overgang ook een deel van zichzelf achterlaat, zei hij eigenlijk zonder veel drama: ja.
Niet als zelfverraad, maar als iets natuurlijks.

Toen hij naar Italië verhuisde, liet hij de versie van zichzelf achter die eindeloze vergaderingen uitzette, naar powerpoints keek, en zich afvroeg wat hij nu eigenlijk betekende in de organisatie. Die “creatief directeur” met een mooie titel maar weinig ziel – die mocht blijven waar hij vandaan kwam.

En toen hij terugblikte op zijn vertrek naar Afrika, besefte hij: daar liet hij misschien de piepjonge, hyper-ambitieuze journalist achter.

Het beeld dat hij gebruikte uit Italië vond ik prachtig als metafoor voor transformatie: in de zomer vinden ze daar overal lege cicadenvellen en slangenhuiden. Die insecten en slangen moeten letterlijk hun oude omhulsel achterlaten om verder te kunnen leven.

Dat is zo’n helder beeld van transitie:
je blijft jezelf, maar je kan niet verder groeien als je oude huid niet barst.

Tegelijk zegt Thomas iets spannends: hij gelooft niet zo hard in de “maakbaarheid van de mens”. Hij denkt dat hij in wezen nog altijd dezelfde jongen van zestien is, met dezelfde trekjes en afwijkingen. Waar hij wél in gelooft, is de maakbaarheid van het leven: de omstandigheden, de keuzes, de plekken.

Dus: de kern blijft, maar de vorm verandert. De kledingstukken, de functies, de huizen, de landschappen waar je “jij-zijn” in rondloopt.

Dat vind ik zelf een mooie manier om naar persoonlijke ontwikkeling te kijken. Niet: “Ik moet een ander mens worden”, maar:
welke versie van mezelf heb ik ontgroeid – en mag ik met liefde achterlaten?

Voor jou om over te mijmeren

  • Als je naar je leven kijkt: welke “oude huid” heb jij al eens afgelegd? Een job, een rol, een houding, een verhaal over jezelf?

  • Is er vandaag een versie van jezelf die je eigenlijk niet meer nodig hebt, maar waar je toch nog in rondloopt omdat het vertrouwd is?

  • Als je één rol, verwachting of identiteit mocht achterlaten op de rand van een bergpad – welke zou dat dan zijn?

 

Thema 3 – Van bewijzen naar betekenis: rust, eenzaamheid en een kleinere kring

In het begin van zijn leven klinkt bij Thomas veel “bewijzen”: de middelvinger naar de directeur, de prestatiedrang, de grote reizen, de avonturen, de zichtbare verhalen. Hij heeft, zoals hij zelf zegt, veel vroeger en veel meer kunnen doen dan hij ooit had durven dromen. Zó veel, dat hij nu zegt:

ik ben eigenlijk al voorbij mijn eigen dromen geschoten.

Dat is een pijnlijke vaststelling, zegt hij: het gevoel dat de grote piek – de “eerste berg” – al lang achter je ligt. Hij noemt het zelfs een fout dat hij sommige levensdoelen zo vroeg vervuld heeft. Het hoogtepunt op je 42ste hebben, en dan merken: er is geen nog hogere top meer.

Maar daar zit een verschuiving in die ik herken als een kantelpunt op zich.

Want hoewel hij zegt dat “the best is achter de rug”, hoor ik tegelijk een andere beweging:
weg van grootse publieke betekenis, naar een veel kleinere, intiemere kring.

Hij vertelt dat hij gaandeweg loskomt van de drang om belangrijk te zijn voor “de wereld”. Hij hoeft geen grote manifestaties meer, geen heroïsche daden om gezien te worden. Hij koestert nu vooral:

  • de stilte en de eenzaamheid in de bergen,

  • de rustige dagen met zijn vrouw,

  • het kunnen zitten en kijken naar de natuur,

  • en zelfs de diepe band met hun hond, die hij bijna beschrijft als een wezen dat zijn ziel begrijpt.

En daar middenin zit nog een transformatie: hij wordt milder in zijn oordeel over anderen. Waar hij zichzelf vroeger omschrijft als iemand die vrij radicaal kon oordelen, merkt hij nu dat er iets van een “vaderlijke wijsheid” in hem geslopen is:
het besef dat iedereen struggelt, dat iedereen zijn best doet.

Hij noemt zichzelf niet empathisch van nature, maar toch voelt hij dat hij anders kijkt: minder snel veroordelend, minder bezig met zijn eigen mening over een voorstelling of iemand. Alsof de scherpe randen een beetje afronden met de jaren.

En tegelijk is er spanning: hij voelt dat hij minder “fluïde” wordt met ouder worden, minder snel nog radicale nieuwe richtingen zal kiezen. Er sluipt ook angst in voor grote nieuwe sprongen. Dat vind ik mooi eerlijk: transformatie is niet één rechte lijn omhoog. Het is ook erkennen: sommige bewegingen worden lastiger.

Toch proef ik hier een verschuiving van ego naar essentie, van “ik moet iets betekenen” naar “ik wil aanwezig zijn voor een paar mensen – en voor mezelf”.

Zoals hij het zelf ongeveer samenvat: als na je dood maar een handvol mensen je echt missen, dan is het eigenlijk dáár al om te doen.

Vragen voor jouw tweede berg

  • Als je eerlijk kijkt: voor wie probeer jij het meeste “te bewijzen” dat je iets betekent? De buitenwereld, een oude stem uit je jeugd, een innerlijke criticus?

  • Welke momenten van rust, eenvoud of kleine nabijheid koester je vandaag het meest – maar durf je misschien nog niet benoemen als “zinvol”?

  • Als je op het einde van je leven betekenisvol zou zijn geweest voor een beperkt aantal mensen: wie hoop je dat dat zijn?

 

Als ik dit zo voor je uitschrijf, voel ik hoe het gesprek met Thomas mij zelf ook in beweging zet.

Hij gelooft niet in “jezelf zoeken”. Daar botste ik even op – ik hou wél van persoonlijke ontwikkeling. Maar misschien raken we elkaar op een ander niveau: hij heeft zijn leven radicaal gemaakt volgens wat hij voelde, vaak sneller dan veel mensen durven. En daarin zit een soort ruwe eerlijkheid.

Misschien is dat uiteindelijk de essentie van kantelpunten:
niet jezelf heruitvinden tot iemand anders, maar steeds eerlijker leven naar wie je altijd al was – en de huiden afleggen die niet meer passen.

Ik ben benieuwd:
waar zit, na het lezen van dit alles, jouw eigen kleine kantelpunt vandaag? Waar voel je: hier wil ik eigenlijk niet meer zo verder – of: hier wil ik juist méér van?

Previous
Previous

De littekens die ons vormen: over mislukking, identiteit en opnieuw beginnen

Next
Next

Bring it on: leven, liefhebben en loslaten rond de veertig